Van de Softcoated Wheaten Terrier werd ruim 200 jaar geleden melding gemaakt in Ierland.
De Wheaten was in Ierland de hond van arme boeren die een soort manusje van alles nodig hadden, die niet duur in de kost was. Hij moest bovendien sterk en gezond zijn. Zijn werk bestond uit het bestrijden van ongedierte in en om de boerderij. Hij moest dus ratten, muizen, mollen e.d. kunnen vangen. Verder hoedde hij de kudde en hield het varken uit de moestuin.
Vroeger werden honden enkel en alleen gefokt met het oog op het werk waar ze voor waren bestemd. Een hond, die door de één of andere oorzaak zijn werk niet goed kon doen, werd eenvoudigweg afgemaakt. De Wheaten was dus in de eerste plaats een werkhond. De arme Ierse boeren waren beslist niet geïnteresseerd in showeigenschappen van hun hond. Hij moest in de eerste plaats functioneel en gezond zijn.
Er wordt verteld dat Wheatens ergens “onder de heg” werden geboren. De sterkste pups overleefden en zij werden de voorvaderen van ons ras. Dat is waarschijnlijk de reden dat wij nu een ras hebben, waarin vrij weinig erfelijke afwijkingen voorkomen. Wheatens, die de leeftijd van 15 jaar bereiken, zijn beslist geen uitzondering.
Pas in 1937 werd het ras erkend en kreeg het de naam “Softcoated Wheaten Terrier. In 1994 werd de naam veranderd in Irish Soft Coated Wheaten Terrier. Er werd een standaard opgesteld waarin beschreven werd hoe de ideale Wheaten eruit moet zien. Waarschijnlijk is het meest belangrijke van deze standaard dat een Wheaten in alle onderdelen een natuurlijke indruk moet geven.In een later stadium kreeg het ras belangstelling in andere landen. Er werden Wheatens geëxporteerd naar o.a. Engeland, Finland, Zweden, Nederland, Duitsland en de Verenigde Staten.
In Nederland werden in de jaren 70 de eerste nestjes gefokt. Zo ontstonden er in deze landen subpopulaties. Doordat bij het fokken altijd een selectie wordt toegepast, ontstonden er verschillen in uiterlijk. Engeland en Amerika stelden zelfs een eigen standaard op.
Ook op shows zie je veranderingen van de uiterlijke kenmerken door voorkeuren van bv. een keurmeester. Het is natuurlijk heel jammer dat de keurmeesters zo’n grote invloed op een ras kunnen hebben.
Daardoor zie je veranderingen in een ras wat betreft grote en bouw.
En wordt op de show het totaalbeeld niet uitvoerig bekeken. Een goede keurmeester kijkt naar gangwerk, bouw, gebit, karakter, hoogte, grote van oor/ oog/ snuit enz. En niet alleen naar bv. t vachtje.